Voor in Salman Rushdies nieuwe roman Victoriestad (Victory City) is een lijst opgenomen met zijn complete oeuvre. Bijna. Er ontbreekt één titel, en wel van het boek dat de schrijver ongewild wereldberoemd en berucht maakte: De duivelsverzen (The Satanic Verses). Een streek van wat vroeger het zetduiveltje heette, mogen we aannemen, al zullen de autoriteiten in India - waar het boek nog altijd verboden is - erom grinniken.
In datzelfde India, waar Rushdie in 1947 geboren werd in Bombay (nu Mumbai), gaan zijn overige boeken, vooral Shalimar de clown, overigens als warme broodjes over de toonbank. Helaas voor de schrijver vooral in zogeheten piratenedities, waarover hij dus geen royalty's ontvangt. De piraten sturen hem cynisch genoeg wél verjaardagskaartjes, vertelde de schrijver in het vorige week gepubliceerde interview in The New Yorker, het eerste en enige na de aanslag op zijn leven, vorig jaar augustus. Rushdie had zijn boek op dat moment net voltooid. Sinds de aanslag is hij blind aan zijn rechteroog, kan hij zijn linkerarm slechts gedeeltelijk gebruiken en verloopt typen uiterst moeizaam.
Met Victoriestad keert Rushdie - na zijn 'Amerikaanse' romans De familie Golden en Quichot - terug naar zijn geboorteland.
De opzet van de roman volgt een klassiek patroon. De naamloze verteller van Victoriestad heeft in een verzegelde aardenwerken pot een lang, episch gedicht gevonden. Dat blijkt uit de Middeleeuwen te stammen en vertelt de geschiedenis van de Zuid-Indiase stad Bisnaga, een verbastering van het Sanskriet voor 'Victoriestad'. Het gedicht zou zijn geschreven door 'de blinde dichteres, weldoenster en profetes Pampa Kampana'.
De verteller verontschuldigt zich bij voorbaat: hij zal proberen Pampa's gedicht in proza na te vertellen, maar hij is geen geleerde of dichter. Niettemin hoopt hij dat zijn relaas tot lering en vermaak zal dienen van wijzen en dwazen, noorderlingen en zuiderlingen, religieuzen en niet-religieuzen, brave lieden en boeven. Impliciete boodschap: moge dit verhaal tegenstellingen slechten en opponenten met elkaar verzoenen.
Wanneer vervolgens het echte verhaal begint, belandt de lezer onmiddellijk in de fantasierijke draaikolk van vertellingen waar Rushdie het patent op heeft. We lezen over het 14de-eeuwse Hindoestan, waar een tweederangskoning van zijn derderangstroon wordt gestoten. De vrouwen van het verslagen koninkrijk verlaten het vierderangsfort nadat zij een offer hebben gebracht in de vijfderangstempel, waarna ze een grote brandstapel aansteken en massaal in de vlammen springen. Het is een variant op de aloude hindoetraditie van sati of weduweverbranding.
En zo ziet de 9-jarige Pampa Kampana hoe ook haar moeder naar voren loopt om zich bij 'het vreugdevuur van de dood' te voegen, zonder zelfs maar afscheid te nemen van haar dochter. Pampa beseft op dat moment dat haar kindertijd voorbij is en besluit als volwassene nooit de fout van haar moeder te maken: ze zal de dood uitlachen en haar gezicht naar het leven keren.
De gebeurtenis markeert de geboorte van het Vijayanagararijk, dat echt heeft bestaan (1336-1565). Zoals in meer van zijn boeken verweeft Rushdie in Victoriestad verbeelding en geschiedenis tot een nu eens adembenemend, dan weer onnavolgbaar en vaak humoristisch geheel, waarbij hij soms iets te enthousiast gehoor geeft aan zijn onstuitbare verteldrift. Er zijn momenten dat de optocht van wonderlijke personages en gebeurtenissen naar overdaad neigt en je blij bent dat je met Pampa in elk geval één permanente reisgenoot in avonturenland hebt.
Niet lang na het dramatische 'vreugdevuur' wordt Pampa bezocht door een godin, eveneens Pampa geheten. Dat is het begin van haar carrière als profetes en wonderdoenster. Als ze 18 is, geeft Pampa twee bezoekende koeherders opdracht zaden uit te strooien op de plek van het vrouwenoffer. Uit die zaden verrijst vervolgens een machtige stad, Bisnaga, voorloper van een rijk waar, althans gedurende enige tijd, vrouwen niet langer onder het patriarchale juk leven en waar religieuze tolerantie heerst.
Pampa Kampana figureert als gemalin van de eerste twee koningen en als de minnares van de Portugese handelaar op wie zij verliefd wordt, en die ons meedeelt: 'Bij de Europeanen wordt de woestheid van de Fransen alleen overtroffen door de wreedheid van de Nederlanders.' Het blijkt haar gegeven liefst 247 jaar op aarde door te brengen, een tijdspanne die grofweg samenvalt met de duur van het Vijayanagararijk. Pampa vertegenwoordigt een feministisch element in deze roman, maar haar lot kent net als het koninkrijk dat ze beschrijft zowel grandeur als misère.
Naast een lofzang op de kracht en wijsheid van vrouwen draagt Victoriestad andere vertrouwde en onverminderd actuele Rushdie-thema's uit. De verrijking die migratie de wereld heeft te bieden, bijvoorbeeld, alsook de gevaren van religieus fanatisme en de irrationele angst voor het 'andere' ('Achyuta was godsdienstig, in die zin dat hij vijandig stond tegenover volgers van andere godsdiensten').
Er is al herhaaldelijk gewezen op de bittere ironie die met het lezen van deze roman gepaard gaat. Zoals de beginregel van Victoriestad al aankondigt, verliest Pampa op een gegeven moment haar gezichtsvermogen: in een daad van meedogenloze intolerantie worden haar de ogen uitgestoken. De wetenschap dat Rushdie niet lang na voltooiing van dit boek zelf zijn rechteroog verloor bij een aanslag van een religieuze fanaticus, geeft deze scène een bijna ondraaglijke lading.
Pampa sterft als blinde dichteres die alles heeft gezien en opgeschreven. De slotzin van haar epos en van Rushdies roman behoeft geen commentaar. 'Woorden zijn de enige overwinnaars.'
★★★☆☆
Uit het Engels vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer.
Pluim; 352 pagina's; € 26,99.
Verberg tekst